Skip to main content

Het leven zit gebeiteld

Het is 10 uur als ik op de deur van haar kamer klop. ‘Ja’ roept ze.
Langzaam doe ik de deur open en in een donkere kamer zit ze op haar grote stoel.

'Ik ben nog niet aangekleed' zegt ze als we elkaar hartelijk groeten.
Ik doe wat lampjes aan en samen zoeken we kleding in haar kast.
De nieuwe schoenen vinden we in een dressoir tussen de lakens, goed opgeborgen.
'Ze hebben mijn toilettas gestolen’ zegt ze als ze wat later de badkamer uitkomt.
'Ik wil mijn haar borstelen maar er is geen borstel meer te vinden.’
De toilettas vinden we ook, achter de kleding in haar kast.
'Heb je al ontbeten’ vraag ik haar.
'Nee maar dat is niet nodig’ zegt Judith|
'Kom laten we wel even naar de eetzaal gaan dan drink ik gezellig een kop thee samen met je.’
In de eetzaal vinden we een plekje en Judith eet een boterham met jam en drinkt een kop thee.
Voor ons speelt een man met een zak boterhammen en later wil hij het deksel van de botervloot op een pak jus  d‘orange doen.
'Wie verwondert zich niet die den mensch beziet’ zegt Judith.

Dik ingepakt trotseren we de storm en gaan Dwingeloo in voor een kopje koffie.
‘Je kunt wel naast mij zitten’ zegt ze als we ons nestelen.
Samen kijken we mensen, ze vindt het een feest.
Buiten stormt en regent het.
Judith is heel erg verkouden dus blijven we kort en pakken ons weer in.
Eenmaal buiten zingt ze:
‘Hagel en sneeuw, onweer, wind en regen
Deren ons niet, wij kunnen er tegen,
Lach er maar om en stap er flink doorheen.
’t is pech, Maar zeg
Als straks de zon weer schijnt
Tra la la’
Al zingend lopen we terug naar de auto.

Thuis zoeken we de zin ‘Wie verwondert zich niet…’op en ik kan niet vinden van wie deze uitspraak is.
Het is ‘ Wie lacht niet die den mensch beziet’ zegt Judith.
‘Het is een uitspraak van Cats of Vondel’ zeg ik.
‘We zijn in goed gezelschap’ zegt ze.

Ik vertel haar over mijn vader en over hoe kwetsbaar hij aan het worden is.
‘Er is een tijd van komen en een tijd van gaan’ zegt ze.
‘Jij zit dichter bij het gaan’ zeg ik.
‘Dat kun je wel zeggen’ zegt ze.
‘Ga je dan naar God ?’
‘Dat denk ik wel’ zegt ze met een glinstering in haar ogen.
‘Een blij vooruitzicht’, zeg ik.
Meteen zitten we samen in psalm 17 vers 7.
Een blij vooruitzicht dat mij streelt, …..
We zingen samen het lied.
Ik geniet van de taal die de tekening van een mens laat zien.

We drinken kopjes thee en eten koekjes en kletsen.
‘Echt leuk’ zegt Judith ‘nu het buiten zo’n truttendag is.’
Dan pakken we de grote stapel kerstkaarten die Judith heeft gekregen.
Over bijna alle mensen vertelt ze iets.
Een kaart doet haar denken aan een kerstlied.
't Was nacht in Bethlems dreven. Een schone stille nacht. En trouwe herders bleven, …’
Natuurlijk zingen we weer samen.
'Dit is een gezongen verhaal’, zegt Judith.
Hoezo dement??
Ja toch wel, want elke stap weet niets meer van de vorige.
Maar het verleden en alle liederen en uitspraken zitten als gebeiteld.
Het is een Godsgeschenk om met haar samen te zijn.

Erna ter Steege is wekelijks samen met mensen met dementie. Niet als verzorgende maar als maatje. Hoeveel is er mogelijk als we ons afstemmen op de demente  medemens en ons blijven verwonderen?? Blijft een deel van hun hersenen gezond door activatie?  Ervaar het feest van samen zijn met mensen met dementie.